hoofdstuk 4 E-mail inhoudsopgave hoofdstuk 6

5. Discussie en conclusie

5.1 Discussie

Door de slecht werkende AAS-oven is de gemeten absorptie een factor 10 te laag. Hierdoor vindt de meting plaats in of nabij de ondergrens. Door het zwakke signaal ontstaan lage pieken, waardoor de fout in de metingen en daarmee de spreiding tussen de duplo's zeer groot wordt. De gevonden concentraties zijn wegens deze grote spreiding niet representatief. Er kan daarom alleen een globale conclusie worden getrokken. De spreiding van nikkel is zo groot dat er geen representatief antwoord kan worden gegeven op de probleemstelling.

De milieuparameters van de bemonstering zijn slechts een momentopname. Met deze gegevens kan weinig gezegd worden over de invloed van de milieufactoren op de concentratie van zware metalen in de waterplanten, omdat deze factoren continu veranderen (zie paragraaf 2.5). De gemeten pH's van water en slib zijn dan ook niet in verband gebracht met de redoxpotentiaal (Eh) om de speciatie van chroom en nikkel te bepalen. Het grote verschil tussen de pH van water en van slib is te verklaren door o.a. de verschillende meetmethodes die zijn gebruikt, verzuring van water door bemesting en verrotting van organisch materiaal, de temperatuur en eventuele grondwateronttrekking.

Van mannagras is geen monster gevonden op de referentielokatie zodat alleen de resultaten van locatie 3 en 4 met elkaar kunnen worden vergeleken.


5.2 Conclusie

Er is geen aantoonbaar concentratieverschil voor nikkel tussen de vervuilde klasse IV locaties en de referentielocatie.

Er is wel een aantoonbaar concentratieverschil voor chroom tussen de vervuilde klasse IV locaties en de referentielocatie. Voor chroom kan daarom gezegd worden dat deze biobeschikbaar is vanuit het slib naar de waterplant. Daarbij kan geconcludeerd worden dat de grootste concentratie zich ophoopt in de wortels (zie grafiek 4.1). Sterrekroos en rietgras kunnen als indicatoren voor biobeschikbaarheid gebruikt worden voor het zware metaal chroom, indien bij rietgras naar de wortels wordt gekeken.

In het onderzoek is gesteld dat als er verschil is tussen de concentratie in de waterplanten op de verontreinigde locatie en op de referentielocatie, deze zware metalen biobeschikbaar zijn. Chroom en nikkel zijn representatief voor het bepalen van de biobeschikbaarheid in de Groote Beek. Er kan echter niet gesteld worden dat dan alle zware metalen wel of niet biobeschikbaar zijn voor deze waterplanten

Verder kan er geconcludeerd worden dat het weinig uitmaakt wat de mate van vervuiling is van de waterbodem, aangezien er nauwelijks verschil in concentratie is in de waterplanten op locatie 3 (klasse IV) en 4 (klasse I). Dit kan onder andere komen door ophoping en leeftijdsverschil van planten onderling.